BINNEN IN DE RUIMTESCHEPEN – Hoofdstuk 3 – HET VENUSIAANSE MOEDERSCHIP

Hoofdstuk 3

HET VENUSIAANSE MOEDERSCHIP

Ons kleine vaartuig gleed omlaag, boven het moederschip, wat veel leek op een vliegtuig dat binnenkwam om te landen op het dek van een vliegdekschip. Terwijl ik keek, verscheen er een gebogen luik of opening, wat me deed denken aan een grote walvis met open bek. Degenen die de foto’s van dit schip hebben gezien, zullen zich herinneren dat het een stomp neus schuin heeft die licht naar beneden afloopt. Dit luik bevond zich aan het uiteinde van het voornaamste cilindervormige deel, net voordat de helling van de neus te zien was. Terwijl we contact maakten, schoof de Verkenner naar voren in het luik, naar beneden neigend toen het zijn reis begon naar het binnenste van dit machtige schip. Hier had ik voor het eerst een gevoel alsof mijn maag zich omkeerde.  Ik veronderstel dat dit kwam vanwege het feit dat de Schotel niet meer eigen kracht gebruikte maar nu onderhevig was aan de zwaartekracht van het moederschip.

We gingen verder naar beneden onder een niet al te grote hoek, terwijl de rand van de Verkenner langzaam en gladjes over twee rails liep en waarbij de landingssnelheid door wrijving en magnetisme in de rand werd geregeld. Ik kwam tot de conclusie dat Orthon dit volledige controleerde, op het moment dat ik bijna mijn balans verloor, stopte hij het vaartuig ogenblikkelijk terwijl ik mijn balans hervond. Vervolgens ging de langzame glijvlucht door totdat we bereikten van wat ik dacht halverwege tussen de top en de bodem van het moederschip te zijn. Hier stopte de Verkenner en de deur gleed onmiddellijk open.

Buiten zag ik een man staan op een platform van ongeveer 15 voet lang en zes voet breed. Hij hield iets vast wat leek op een metalen klem aan een kabel. Hij was niet erg groot – ik schat ongeveer vijf voet, vijf duim –  en het viel me op dat hij een donkerder uiterlijk had dan al de andere ruimtemensen die ik had gezien. Hij was gekleed in een bruin vliegpak dat in kleur en stijl leek op dat wat Orthon bij onze eerste ontmoeting droeg. Zwart haar liet zich zien vanonder een donkere, baret-achtige pet.

Ik volgde Firkon uit de Verkenner en Ramu kwam achter me aan. Orthon verliet haar als laatste. De man met de baret glimlachte en knikte naar ieder van ons toen we van het platform afstapten, maar er werd niet gesproken.

Vanaf dit platform leidde een trap van ongeveer een dozijn treden naar een van de dekken van het enorme vaartuig. Terwijl ik naar beneden begeleid werd, had ik tijd om op te merken dat onze Verkenner was gestopt, net voor het bereiken van een knooppunt in de rails waar we vandaan gekomen waren. Een stel rails liep verder door het schip en boog naar beneden af, uit het zicht. Daar tussen was het donker waardoor ieder zicht op wat eronder lag voorkomen werd. Het andere railstel liep rechtdoor vanaf het knooppunt waarvoor het vaartuig had halt gehouden en liep achterwaards naar een enorm hangar of opslagdek waarin ik verschillende identieke Verkenningsschepen kon zien die op de rails stonden opgesteld.

“Dit is de hangaar waarin de kleine vaartuigen tijdens een interplanetaire vlucht worden opgesteld,” legde Firkon uit terwijl hij kortstondig op de trede naast mij bleef staan. ”Indien we op weg zouden zijn naar een andere planeet, zou onze Verkenner alleen lang genoeg op het platform zijn blijven staan om ons uit te laten. Dan zou het via het knooppunt in deze grote hangaar naar zijn plaats zijn gewisseld.  platform.”Maar omdat we later naar de Aarde terugkeren, moet de Verkenner op dit platform worden opgeladen.”

Ik keek om en zag dat de man op het platform de klem, die aan de kabel zat, aan de flens van de Scout had bevestigd, zodat deze contact maakte met zowel de flens alsook met de rails.

Ik heb geen idee hoe deze manier van opladen werd uitgevoerd. Voor mij leek de klem veel op een grote machinistenklem op Aarde. Ook kon ik niet zien waaraan het andere uiteinde van de kabel was verbonden. Misschien was contact tussen klem en de rail wel nodig om het circuit te sluiten, of, voor zover ik weet, kan het zelfs gepast hebben in een onzichtbare verbinding direct onder de rand van de Verkenner.Ik wilde geen verder oponthoud veroorzaken door te vragen.

Hoewel ik de vraag in mijn gedachten niet stelde, deed Firkon dat vrijwillig: “Deze kleinere vaartuigen zijn niet in staat om in grote mate hun eigen energie op te wekken en maken alleen relatief korte uitstapjes vanaf hun draagschepen voordat ze terugkeren om te worden opgeladen. ”Ze worden gebruikt voor een soort pendeldienst tussen de grote schepen en ieder contact- of observatieput en zijn altijd voor volledige herlading afhankelijk van van de energiecentrale van het moederschip.”

Onderaan de trap kwamen we in een grote controlekamer, rechthoekig van vorm maar met afgeronde hoeken.Deze kamer, zou ik zeggen, was ongeveer vijfendertig bij vijfenveertig voet en zo’n veertig voet hoog.  Behalve twee deuropeningen, waren de muren helemaal afgedekt met gekleurde grafieken en kaarten zoals die in de Verkenner, maar veel groter en talrijker.

Zich uitstrekkend langs alle vier de zijkanten van de kamer waren drie verdiepingen platforms van waar vanaf de vele instrumenten in de gaten gehouden en bestudeerd konden worden. Een hoofd telescoop stond op het bovenste platform en een andere op het onderste platform. Vanuit beiden waren elektronische verbindingen naar veel instrumenten in andere delen van het schip, wat het mogelijk maakte, werd me verteld, dat deze twee telescopen vanaf veel locaties op het schip zouden kunnen worden gebruikt.

Ook in deze kamer bevond zich een robot waarvoor ik werd gewaarschuwd om niet te beschrijven. Ik heb een miniatuurversie van deze robot in de Verkenner opgemerkt. In deze controlekamer bevonden zich ook meerdere onderdelen van apparaten, waarvan geen enkele, voor zover ik kon zien, bewegende delen hadden.

Ik zou graag in deze kamer hebben willen stoppen voor een nauwkeuriger observatie van al deze grafieken, kaarten, kleuren, apparaten en instrumenten en om vragen te mogen stellen over hun werking, maar dit voorrecht werd niet toegestaan. In plaats daarvan gingen we direct door deze controle kamer heen via een tweede deur die uitkwam in de mooiste woonkamer of foyer die ik ooit heb gezien.De eenvoud en de pracht benam mijn adem en ik hapte naar lucht terwijl ik kortstondig in de deuropening stond, niet alleen verwonderd over de rijkdom van haar meubilair, maar de prachtige uitstraling  van harmonie die er vandaan kwam greep me aan.

Ik weet niet hoe lang het duurde voordat me herkreeg van deze onverwachte ervaring, maar uiteindelijk kon ik rondom me heen kijken met meer interesse voor detail.

Het plafond, schatte ik in, was ongeveer vijftien voet hoog en de kamer kon niet kleiner zijn dan veertig vierkant voet. Een zacht, mysterieus blauw-wit licht vulde haar en toch zag ik geen verlichtingsarmaturen en nergens een verschil in helderheid.

Toen, terwijl ik door de deur deze luxe foyer binnenging, werd mijn aandacht onmiddellijk in beslag genomen door twee ongelooflijk mooie jonge vrouwen die opstonden van een van de divans en naar ons kwamen terwijl we binnenkwamen.

Dit was inderdaad een enorme verrassing, omdat ik me, om een ​​of andere reden, vrouwen nooit als ruimtereizigers had voorgesteld. Hun absolute aanwezigheid en buitengewone schoonheid, de vriendelijkheid die zo overduidelijk was toen ze dichterbij kwamen om ons te begroeten, samen met de luxueuze achtergrond in het onwereldse vaartuig, was overweldigend.

De kleinere van de twee vrouwen raakte mijn hand in de erkende begroeting, en draaide zich onmiddellijk om en liep naar een ander deel van de kamer. Toen boog het grotere en schijnbaar jongere meisje naar voren en raakte met haar lippen licht mijn wang aan. De eerste mooie dame keerde terug met een klein glas met kleurloze vloeistof dat ze me aanreikte.

Diep ontroerd door de warme vriendelijkheid van deze mensen, bedankte ik haar en nam het glas aan. .Het water (want dat bleek het te zijn) smaakte als ons eigen zuiver bronwater.Het leek echter een beetje dikker, met een stroperigheid die iets had van een zeer dunne olie. Toen ik een slokje nam, probeerde ik mijn zelfbeheersing te herwinnen en de beelden van deze hoffelijke en mooie jonge vrouwen onuitwisbaar in mijn gedachten in te prenten.

Degene die mij het water had gebracht, was ongeveer vijf voet, drie inch groot. Haar huid was heel blank en haar gouden haar hing in een mooie symmetrie in golven tot net onder haar schouders. Ook haar ogen waren eerder goudkleurig dan elke andere kleur en hielden een uitdrukking die zowel zacht alsook vrolijk was. Ik had het gevoel dat ze iedere gedachte van mij las. Haar bijna doorzichtige huid was zonder onvolkomenheid van welke aard dan ook, subtiel teer, maar stevig en bezat een warme uitstraling. Ze had scherpe gelaatstrekken, kleine oren en prachtige regelmatige witte tanden. Ze zag er erg jong uit. Ik schatte haar niet veel ouder dan twintig jaar. Haar handen waren slank, met lange geleidelijk smaller wordende vingers. Het viel me op dat zij noch haar metgezel make-up op hun gezichten of vingernagels hadden. De lippen van beiden waren van een natuurlijk dieprood.  Ze droegen geen juwelen of zo. Zo’n decoratie zou in feite afbreuk gedaan hebben aan hun eigen natuurlijke schoonheid.

Beide vrouwen droegen omhullende kleren van een sluier-achtig materiaal die tot aan hun enkels vielen en beide gewaden werden in de taille gebonden door een opvallende gordel aan contrasterende kleur, waarin zowaar juwelen leken te zijn geweven.

Het kledingstuk van de kleine blonde was van een zuiver lichtblauw en haar kleine sandalen waren goud van kleur. Later hoorde ik dat ze een bewoner was van de planeet die wij kennen als Venus. Kalna is de naam die ik haar zal geven.

Ilmuth, mijn naam voor de andere vrouw, was groter en in kleur een warme brunette. Ook zij droeg haar haar in een golving die net onder haar schouders viel en het was prachtig golvend zwart met coupe soleil van roodachtig bruin. Haar grote ogen waren zwart, lichtgevend, met flitsen bruin. Ze hadden dezelfde vrolijke uitdrukking als die van haar metgezel, en ik had de indruk dat ook zij mijn innerlijke gedachten kon lezen.In feite is dit een indruk die ik van elke persoon heb gekregen die ik van werelden buiten de onze heb ontmoet.De kleur van de jurk van deze mooie brunette was een bleek, warm groen en haar sandalen van een koperen tint. Ilmuth, net als Firkon, was een inwoner van de planeet Mars.

Ik besef dat wanneer ik deze dames van andere werelden dan de onze probeer te beschrijven, dat ik het onmogelijk probeer. Misschien, door gebruik te maken van mijn ontoereikende beschrijving als een opstapje, de lezer zijn eigen verbeelding zal onderzoeken naar een beeld van perfecte schoonheid – en dan tot de ontdekking komen dat het de werkelijkheid tekort doet.

Toen ik het water in de kleine beker opgedronken had, werd ik gevraagd om te gaan zitten, een uitnodiging die ik graag aanvaardde.

Aan de muur direct tegenover de deur waar we binnen gekomen waren, hing een portret waarvan ik zeker wist dat het God moest voorstellen. De emotie, die de schoonheid van de twee jonge vrouwen in me had opgeroepen, was ogenblikkelijk vergeten, terwijl de prachtige schittering die vanaf het portret uitstraalde me omringde. Het liet het hoofd en de schouders zien van een Wezen dat achttien tot vijfentwintig jaar oud zou kunnen zijn, in wiens gezicht de perfecte harmonieuze balans van mannelijk en vrouwelijk was belichaamd en wiens ogen een wijsheid en mededogen vasthielden die niet te beschrijven was.

Ik weet niet hoe lang ik door deze schoonheid in vervoering was gebracht. Die werd niet verstoord totdat ik zelf terugkeerde naar een besef van mijn omgeving.

Ik hoefde niet te vragen wie dit Wezen was. Kalna verbrak de stilte door te zeggen: “Dat is ons symbool van Oneindig Leven.”

U zult het in elk van onze schepen alsook in onze huizen vinden. ”Omdat we ons dit symbool altijd voor ogen houden, zult u bij onze mensen geen leeftijd ontdekken.”

Aan de ene kant van de kamer stond een lange tafel die omringd was met veel stoelen. IIk had de indruk dat deze tafel door de bemanning van het schip gebruikt werd voor de maaltijden en misschien ook wel als een vergadertafel. Ik had een idee dat het aantal bemanningsleden in drie cijfers liep, hoewel ik er bij deze gelegenheid slechts een paar had gezien. Ik kreeg geen uitleg over deze laatste indruk, maar mijn vermoeden over de tafel werd door Firkon bevestigd. Ik kwam er ook achter dat het grootste deel van de kamer door de bemanning en hun gasten als een huiskamer werd gebruikt wanneer bemanningsleden tijdens hun vlucht niet bij hun verschillende posten waren. In de van de salon stonden divans, banken en stoelen van verschillende ontwerpen en afmetingen verspreid opgesteld, erg lijkend op de manier van de Aarde. Maar deze waren deze in ieder geval lager en comfortabeler dan de onze en eleganter in ontwerp en uiterlijk. Ze waren bekleed met materiaal van een donker zacht weefsel met een brokaat effect. De kleuren waren gevarieerd en heel aantrekkelijk om te zien – rijk, warm en zacht.

Naast de stoelen stonden lage tafels met glazen of kristallen tafelbladen met in het midden interessante decoraties. Maar ik zag nergens iets wat op een asbak leek. Ik neem aan dat ik instinctief wist dat deze mensen niet verslaafd waren aan de nicotinegewoonte en ik liet mijn sigaretten in mijn zak. Een keer echter, zuiver door de kracht van gewoonte, wilde ik ze pakken. Dit ziende lachte de kleine dame van Venus en zei: “U mag gerust roken als u wilt. Ik zal een asbak voor u halen. U ziet dat alleen Aardemensen toegeven aan die vreemde gewoonte!”

Ik bedankte haar en stak het pakje terug in mijn zak zonder er een sigaret uit te halen.

Om verder te gaan met mijn omschrijving – de hele vloer was bedekt met een enkel weelderig tapijt dat van wand tot wand liep. Medium bruin en zuiver glad, van een diep, zachte weefsel, het was heerlijk om over te lopen.

Toen ons werd gevraagd om te gaan zitten, zat ik op een van de langere divans tussen Firkon en Ramu in. Direct tegenover ons, op een aangename gespreksafstand, stond nog een divan van dezelfde vorm en afmeting. Hier gingen de twee dames zitten met Orthon tussen zich in. Ik hield nog steeds het lege waterglas in mijn hand en zette het nu neer op de lage tafel voor ons.

Ik was benieuwd naar het materiaal van deze beker. Het was kristalhelder, zonder enige gravering.Het voelde niet aan ons zoals ons glas, noch als plastic. Ik had geen idee van welk materiaal het was gemaakt, maar ik kreeg de stellige indruk dat het onbreekbaar was.

Nadat ik de meest opvallende kenmerken van het meubilair heb gezien, liet ik mijn ogen langs de muren dwalen. Aan mijn rechterkant zag ik een grote, prachtige deur, een beetje op een kier, zonder knop of slot dat ik kon zien. Kalna zei me dat deze naar een opslagruimte leidde en voegde eraan toe: “Ons schip is vaak lang weg van onze thuisplaneet als we reizen en de ruimte studeren. Ook stoppen we tijdens zo’n reizen niet altijd op andere planeten. Bijgevolg zijn voor voorraden en uitrusting grote opslagruimten nodig.”

”De deur die u daar in de wand tegenover ziet, zoals die in de voorraadkamer, leidt naar een keuken.”

Deze deur gaf volgens mij toegang tot dat deel van de kamer dat werd gebruikt om te dineren. Ik werd niet in een van deze kamers gebracht.

Ik bestudeerde met belangstelling een grote afbeelding bij de deur aan de muur aan mijn rechterkant. ze liet een stad zien die op het eerste gezicht maar weinig anders was dan die op onze Aarde, behalve dat deze cirkelvormig was ontworpen in plaats van de reeks robuuste rechthoeken die bij ons gebruikelijk waren. Maar de architectuur was heel anders. Ik kan het beschrijven, want niet een van onze vele architectonische stijlen komt op een of andere manier hiermee overeen. Hier was de perfectie van de elegante lichtheid en verfijning waar veel van onze betere en moderne architecten naar streven, maar nooit echt bereikt hebben. Het was de soort stad waarvan mensen dromen, maar op onze Aarde nooit zien.  Ik nam aan, voordat het me werd verteld, dat de hier afgebeelde stad op Venus was, de thuisplaneet van dit schip.

Aan de andere kant van de deur hing nog een ander schilderij, een uiterst lieflijk landschap van bergen met een beek die door het bouwland stroomt. Dit zou nog makkelijker voor een Aards landschap kunnen doorgaan, behalve dat de boerderijen niet verspreid over het platteland lagen, maar ook cirkelvormig van opzet waren. Er werd me verteld dat  deze opzet praktischer werd gevonden om deze groepen landbouwers kleine, zelfvoorzienende gemeenschappen te laten worden, die al het nodige hadden om alle noodzakelijke producten voor de plattelandsmensen te leveren. Op Venus is er in alle opzichten ware gelijkheid, inclusief de bestemming van producten. Reisjes naar de steden hoeven dan alleen maar voor plezier of om persoonlijke redenen worden ondernomen.

Aan de wand tegenover, achter de lange tafel, merkte ik een foto van een groot moederschip op en ik vroeg me af of dat het schip voorstelde waarin we ons bevonden. Maar terwijl deze gedachte door mijn hoofd ging, corrigeerde de kleine dame van Venus dit door te zeggen “Nee, ons schip is in vergelijking echt heel klein. Dat is meer een reizende stad dan een schip, aangezien de lengte daarvan enkele mijlen bedraagt, terwijl de onze slechts twee duizend voet is.”

Ik realiseer me dat mijn lezers deze afmetingen als ongelooflijk zullen beschouwen en ik geef graag toe dat ik zelf niet was voorbereid op zo iets fantastisch. We moeten echter onthouden dat, wanneer we eenmaal de grote natuurlijke energieën hebben leren aanwenden, in plaats van afhankelijk te zijn van mechanische kracht, het niet moeilijker zou zijn om steden te bouwen binnen de wanden van gigantische schepen dan op de grond. Londen en Los Angeles zijn steden van bijna veertig mijl breed, die grotendeels werden gebouwd door primitieve machines en mankracht –  een wonderbaarlijke prestatie op zichzelf. Zodra we zwaartekracht onder de knie krijgen, kunnen steden in de lucht ook voor ons een realiteit zijn.

“Veel dergelijke schepen zijn gebouwd,” legde Kalna uit, “niet alleen op Venus maar ook op Mars en Saturnus en vele andere planeten.  Ze zijn echter niet bestemd voor exclusief gebruik van een bepaalde planeet, maar met het doel om bij te dragen aan het onderwijs en plezier van alle bewoners in de hele broederschap van het Universum.  Mensen zijn van nature grote ontdekkingsreizigers. Daarom is reizen in onze werelden niet het voorrecht van weinigen, maar van iedereen. Om de drie maanden gaat een vierde van de bewoners van onze planeten aan boord van deze gigantische schepen en begint een cruise door de ruimte, stoppen bij andere planeten, net zoals jullie cruiseschepen aanmeren in buitenlandse havens. Zo leren onze mensen over het machtige Universum en zijn we in staat om, uit eerste hand, een beetje meer van de ‘vele woningen’ in het huis van de Vader te zien waarnaar jullie Bijbel verwijst.”

“In de tempels van wijsheid op onze planeten hebben we veel mechanische instrumenten waarmee onze bewoners ook omstandigheden in andere werelden en systemen en de ruimte zelf kunnen bestuderen. Maar bij ons, net zoals bij jullie, kan niets echt in de plaats komen van de feitelijke ervaring. We hebben zo vloten gigantische schepen gebouwd zoals die u daar ziet, die ook letterlijk als kleine kunstmatige planeten beschreven kunnen worden. Ze bevatten alles wat nodig is voor het welzijn en plezier van duizenden mensen voor een periode van drie maanden. Afgezien van afmetingen, is het belangrijkste verschil dat planeten bolvormig zijn, goddelijk gemaakt en zich in elliptische banen rondom een ​​centrale zon bewegen, terwijl deze kleine door de mens gemaakte planeten cilindrisch zijn en zich naar wens door de ruimte kunnen bewegen.”

Een steeds groter wordend begrip van onze met sterren bezaaide hemelen wikkelde zich af voor mijn geestesoog, naarmate ik de informatie die mij net was gegeven, overwoog. .Ik vroeg mij af naar welke “andere planeten” Kalna had verwezen.

Het antwoord op de vraag in mijn gedachte, gaf Orthon vrijwillig: “Onze schepen hebben niet alleen alle andere planeten in ons systeem bezocht, maar ook die in systemen die dicht bij ons liggen. Er zijn echter nog steeds talloze planeten in de oneindige systemen binnen het Universum dat we nog niet bereikt hebben.”

Ook hier glipte weer een vraag binnen toen ik me in gedachte afvroeg wat ze op de ‘andere planeten’ die ze hadden bezocht gevonden hadden.

De ogen van de Venusiaan schitterden en een kleine glimlach gleed over zijn mond toen hij mijn gedachte opving. Hij ging zonder onderbreking verder. “Met de enige uitzondering op bewoners op de Aarde, hebben we gemerkt dat de volkeren van andere werelden zeer vriendelijk waren. Ook zij hebben gigantische ruimtekruisers voor het plezier en opleiding van hun medemensen. Wanneer we hun planeten bezoeken en verwelkomd worden, bezoeken zij ook de onze als vrienden. Het is alleen de Aarde die deze passagierskruisers nooit benaderen. Noch wordt het hen toegestaan. Noch, totdat jullie mensen een groter begrip hebben van broederschap alsook van het universum voorbij de begrenzende beperkingen van jullie eigen kleine planeet.”

“Tijdens zo’n vluchten hebben degenen die op de cruise zijn, veel vrije tijd, evenals bepaalde uren die aan leren besteed worden. Wanneer zij op andere planeten landen, worden er wederzijds interessante sociale bijeenkomsten gehouden. Kortom” en hij maakte dit heel duidelijk, “mensen van andere werelden zijn geen vreemden voor elkaar, maar zijn allemaal vrienden en worden verwelkomd, waar ze ook heen gaan.”

“We beschouwen planeten door het hele Universum als in één enorme zee van het leven. De verre miljarden planeten, die we nog niet hebben bezocht, worden verkend wanneer we onze ruimteschepen verder hebben verbeterd. Er zijn een aantal planeten zo ver van die in ons systeem dat het ons twee of drie jaar zou kosten om hen te bereiken. Terwijl binnen ons systeem de afstand tussen de planeten binnen een paar uur tot een paar dagen kan worden afgelegd.”

Ons concept van afstand overwegend, riep ik uit: “Dat is onthutsend voor mij! Hoe snel reizen jullie, dat jullie zulke enorme afstanden in zo’n korte tijd kunnen afleggen?”

“Voor ons,” was het antwoord, “betekent snelheid niet wat het voor jullie doet. Wanneer een schip eenmaal in de ruimte wordt gelanceerd, is de snelheid van het schip gelijk aan de activiteit in de ruimte! In plaats van kunstmatig aangedreven, zoals jullie vliegtuigen, reizen die van ons op de stromingen van de ruimte.”

Ik kreeg wat kleine hoop voor onze uiteindelijke vooruitgang op aarde wanneer ze vrijelijk zouden toegegeven, dat de bewoners van Venus en die van andere werelden, bij de eerste pogingen om de ruimte te bedwingen, met precies dezelfde problemen werden geconfronteerd als degenen die ons vandaag de dag tegenhouden. Nogmaals benadrukten ze dat, op de weg naar ruimtereizen, als grondbeginsel de zwaartekracht moet worden overwonnen.

Wordt vervolgd