BINNEN IN DE RUIMTESCHEPEN – Hoofdstuk 2 – BINNEN IN EEN VENUSIAANS VERKENNINGSSCHIP

Hoofdstuk 2

BINNEN IN EEN VENUSIAANS VERKENNINGSSCHIP

Kort na onze aankomst draaide Orthon zich om, ging het schip binnen en gebaarde mij om me bij hem te voegen. Firkon en Ramu volgden onmiddellijk. Zoals ik al heb gezegd, steunde de Verkenner Scout stevig op de grond en er was maar een kleine opstapje nodig om het vaartuig binnen te gaan.

Ofschoon ik zoiets verwacht moet hebben toen we allereerst de wachtende Verkenner hadden bereikt, nu ik werkelijk aan boord was, kan mijn vreugde alleen maar verbeeld worden. Toen ik een eerste snelle blik om me heen wierp, vroeg ik me af of hun doel alleen maar was om me te laten zien hoe een van deze Verkenners er van binnen uitzag, of – ik durfde het bijna niet te geloven – me misschien zelfs meenemen op een reis door de ruimte. . . ?

We gingen direct naar het compartiment dat uit slechts één cabine bestond, door een deur die hoog genoeg was voor Ramu, de grote Saturniaan, zonder te bukken binnen te gaan. Terwijl hij, de laatste die binnenging, zijn voet op de cabinebodem zette, ging de deur rustig dicht. Ik was me bewust van een zeer zacht zoemen dat in dezelfde mate van onder de vloer leek te komen alsook van een zware spoel die in de bovenkant van de cirkelvormige wand gebouwd leek te zijn. Op het moment dat het zoemen begon, begon deze spoel helder rood te gloeien, maar straalde geen warmte uit.  Ik herinnerde me dat ik zo’n heldere spoel op de Verkenner van mijn eerste contact niet goed had opgemerkt. Maar bij die gelegenheid had het verschillende kleuren – rood, blauw en groen – uitgestraald, zoals een flitsend prisma in de zon.

Ik wist nauwelijks waar ik eerst naar moest kijken. Ik verwonderde me opnieuw over de ongelofelijke manier waarop ze onderdelen in elkaar konden laten passen, zodat de verbindingen onzichtbaar waren. Net zoals ik geen spoor van een toegangsdeur had kunnen vinden bij de Verkenner van mijn eerste ontmoeting, was er nu geen teken van de deur die achter ons was gesloten, alleen wat er uitzag als een ononderbroken wand.

Alles lijkt tegelijkertijd plaats te vinden – de deur die sluit, het zacht zoemen als van een zwerm bijen, de gloed van de bovenste spoel en de toename van het licht binnen het vaartuig.

Het was allemaal zo spannend dat ik mezelf stevig in de hand moest houden om me op iets te concentreren. Ik wilde dit schip verlaten met een helder beeld om een ​​duidelijke verklaring te geven van alles wat ik zag.

Ik schatte de binnendiameter van de cabine op ongeveer achttien voet. Een kolom van ongeveer twee voet dik, strekte zich naar beneden uit vanaf de top van de koepel naar het midden van de vloer. Later werd me verteld dat dit de magnetische pool van het schip was, waarmee zij de krachten van de natuur aantrokken voor de aandrijving, maar ze legden niet uit hoe dit ging.

”De top van de pool”, ging Firkon verder, “is standaard positief, terwijl de bodem waarvan u ziet dat die door de vloer gaat, negatief is. Maar indien nodig, kunnen deze polen omgekeerd worden enkel door het indrukken van een knop.”

Ik merkte op dat ruim zes voet van de centrale vloer werd ingenomen door een heldere ronde lens, waar doorheen de magnetische pool was gecentreerd. Aan de tegenliggende zijde van deze enorme lens, dichtbij de rand, stonden twee kleine maar comfortabele bankjes in de vorm van de cirkelomtrek. Ik werd uitgenodigd om op een er van plaats te nemen en Firkon ging naast me zitten om uit te leggen wat er ging gebeuren. Ramu nam ​​plaats op de tegenovergestelde bank, terwijl Orthon naar de controlepanelen liep. Deze stonden tegen de buitenwand tussen de twee bankjes, direct tegenover de nu onzichtbare deur waar doorheen we de Verkenner waren binnengekomen.

Toen we zaten, viel een kleine, flexibele beugel op z’n plaats over onze taille. Deze beugel was of samengesteld uit of gewoon bedekt met een soort zacht rubberachtig materiaal.

Het doel was duidelijk – een simpel veiligheidsapparaat om te voorkomen dat we voorover vielen of het evenwicht zouden verliezen.

Firkon legde uit: “Soms, wanneer een schip stevig op de grond staat, wordt er bij het breken van contact met de Aarde een plotselinge ruk gevoeld. Ofschoon dit niet zo vaak gebeurt, zijn we er altijd op voorbereid.” Hij glimlachte en voegde eraan toe: “Hetzelfde principe net als de veiligheidsgordels in jullie eigen vliegtuigen.”

Het was nog steeds moeilijk om te geloven dat zoiets geweldigs me echt overkwam. Sinds mijn eerste ontmoeting met de Venusian, nadat hij weg was en ik achterbleef met een onuitspreekbaar gevoel van verlies en een verlangen om met hem mee te gaan, had ik gehoopt en gedroomd dat op een dag zo’n voorrecht misschien het mijne zou kunnen zijn. Nu dat het zeker leek te zijn dat we ons voorbereidden op een reis in de ruimte, kon ik mijn vreugde nauwelijks bevatten. Telkens weer herinnerde ik me eraan dat ik alles wat ik zou zien en leren moest onthouden, dat ik mijn ervaring met anderen zou delen, hoe onvolledig dan ook.

“Dit schip,” ging Firkon verder, “werd gebouwd voor een tweekoppige bemanning, of ten hoogsten drie. Maar in een noodgeval kunnen er veel meer veilig in worden geperst. Dit is echter niet vaak nodig”.

Hij legde het niet verder uit en ik vroeg mij af of ‘noodgeval’ een reddingsactie zou kunnen betekenen als een andere Verkenner zich in de problemen zou bevinden. Ik was zo onder de indruk van deze blik uit de eerste hand van de verbazingwekkende resultaten van hun wetenschappelijke kennis dat het bijna onmogelijk was om zich fouten van enige soort voor te stellen. Ik moest mezelf eraan herinneren dat ze immers ook menselijke wezens waren en hoe ver dan ook voor ons uit gevorderd, nog steeds onderhevig moeten zijn aan vergissing en onbestendigheid.

Ik richtte mijn aandacht op de grafieken en kaarten die de wanden ongeveer drie voet aan weerszijden van de deur die ik niet kon zien bedekten en die zich uitstrekten van de vloer tot aan het plafond. Ze waren fascinerend, helemaal anders dan alles wat ik op Aarde had gezien, en ik probeerde me voor te stellen waar ze voor dienden. Er waren geen magneetnaalden of schaalverdelingen, maar flitsen van veranderende kleuren en intensiteiten. Sommige hiervan waren als gekleurde lijnen die over het oppervalk van een bepaalde kaart schoven.  Sommigen schoven omhoog en omlaag, anderen kruisten elkaar, terwijl weer anderen de vormen van verschillende geometrische figuren aannamen.

De betekenissen en functies werden me niet uitgelegd en ik betwijfel of ik het wel allemaal had begrepen, maar ik merkte op dat alle drie mijn metgezellen waakzaam waren op de veranderingen die plaatsvonden. Ik kreeg de indruk dat de instrumenten onder andere de reisrichting, de nadering van ieder ander voorwerp, alsook atmosferische of ruimtelijke omstandigheden weergaven.

De wand op een afstand van ongeveer tien voet direct achter de banken waarop we zaten leek ononderbroken en leeg te zijn, terwijl op die verderop, tegenover ons punt van binnenkomst, andere diagrammen waren enigszins vergelijkbaar, maar toch op bepaalde manieren anders dan die ik heb beschreven. Het instrumentenpaneel van de piloot was heel anders dan ik me kon voorstellen. De beste vergelijking die ik kan bedenken is dat het een beetje op een orgel leek. Maar in plaats van toetsen en stoppen, waren er rijen knoppen. Kleine lichtjes schenen direct hierop, zo geplaatst dat elk vijf knoppen tegelijk verlichtte. Voor zover ik kan herinneren, waren er zes rijen van deze knoppen, elke rij ongeveer zes voet lang.

Voor dit paneel stond een stoel voor de piloot, heel vergelijkbaar met de bankjes waarop wij zaten. Dicht naast deze bank, die geplaatst was voor gemakkelijk gebruik door de piloot, was een merkwaardig instrument dat direct verbonden was met de centrale magnetische pool.

Firkon bevestigde mijn onuitgesproken veronderstelling over het gebruik ervan door te zeggen: “Ja, dat is een periscoop, zoals jullie die op je onderzeeërs gebruiken.”

Toen ik keek naar de verschillende lichten, die over het oppervlak van de kaarten en de grafieken aan de wand knipperden, nu toenemend, dan weer in intensiteit afnemend, werd het heel duidelijk waarom van deze doorschijnende schepen zo vaak gezegd wordt dat dat ze van kleur veranderen wanneer ze zich door ons luchtruim bewegen. Maar er zijn andere factoren die hiertoe bijdragende. Veel kleurveranderingen en de gloeiende corona’s die de Schotels vaak omringen, zijn het gevolg van verschillende intensiteiten van energie die uitstralen in de atmosfeer en die het direct rondom de schepen, door een proces dat iets op ionisatie lijkt, lichtgevend maakt.

Binnen het vaartuig was er geen enkele donkere hoek. Ik kon niet bepalen waar het licht vandaan kwam. Het leek iedere holte en hoek met een zacht aangename gloed te doordringen. Er is geen manier om dat licht precies te omschrijven. Het was niet wit en ook niet blauw, en het was ook geen andere kleur die ik zou kunnen benoemen.In plaats daarvan leek het uit een warme mix van alle kleuren te bestaan, alhoewel ik soms het idee had dat één of andere leek te overheersen.

Ik was zo in beslag genomen door mijn pogingen om dit mysterie op te lossen en tegelijkertijd elk detail van dit geweldige verbazingwekkende kleine vaartuig te zien en in me op te nemen, dat ik me volledig onbewust was dat we waren opgestegen, ofschoon ik plotseling een licht gevoel van beweging waarnam. Maar er was geen gewaarwording van enorme versnelling, noch van veranderingen in druk en hoogte, zoals dat in een van onze vliegtuigen het geval zou zijn op maar de helft van de snelheid. We hadden ook geen enkele schok ervaren toen we loskwamen van de grond. Ik had een indruk van enorme compactheid en soepelheid, met weinig meer besef van de beweging dan van de onmerkbare reis van de Aarde zelf, wanneer deze met 18,5 mijl per seconde rondom de Zon cirkelt. Anderen, die ook het voorrecht hadden in deze Schotels te vliegen, zijn ook getroffen door hetzelfde gevoel van beweging – of liever, het bijna totale gebrek eraan. Maar het feit is dat ik, met zoveel verwonderingen die mijn bewustzijn vulden, pas later, toen ik weer op de aarde was en in mijn eigen geest terugblikte op de ervaringen van de nacht, dat ik ze kon ordenen.

Mijn aandacht werd nu naar de grote lens aan mijn voeten getrokken.Mijn ogen maakten kennis met een geweldig uitzicht! We bleken boven de daken van een klein stadje te scheren. Ik kon objecten identificeren alsof we ons niet meer dan honderd voet boven de grond bevonden. Het werd mij uitgelegd dat we in feite op ruim twee mijl hoogte waren en nog steeds hoger stegen, maar dit optische apparaat had zo’n vergrotingsvermogen dat, indien gewenst, afzonderlijke personen uitgepikt en in de gaten gehouden zouden kunnen worden, zelfs wanneer het vaartuig vele mijlen hoog en uit het zicht was.

“De centrale zuil of magnetische pool dient een dubbel doel”, legde mijn bankgenoot uit. “Behalve het leveren van het grootste deel van de energie voor de vlucht, dient hij ook als een krachtige telescoop met het ene uiteinde dat door de koepel steekt om de lucht te overzien en de andere naar beneden door de bodem wijzend om het land beneden te inspecteren. Zoals u kunt zien, worden beelden er doorheen in de twee grote lenzen in de vloer en het plafond geprojecteerd.”

Hij legde niet uit of dit elektronisch of op andere manier gebeurde. De vergrotingen ervan konden naar wens worden aangepast en ik vermoed dat er meer aan vast zat dan een eenvoudig optisch systeem zoals we dat op Aarde kennen.

Ik keek naar boven in de doorschijnende koepel. In de heldere lucht van mijn huis in de bergen hadden de sterren altijd dichtbij genoeg geleken om aan te raken, maar door deze lens in het plafond bekeken, leken ze eigenlijk net boven ons. Terwijl ik beurtelings naar de wonderen van de hemel en de snelle flitsen van de Aarde onder ons keek, viel mijn oog op vier kabels die door de lens in de vloer (of direct er onder) leek te lopen en die in de vorm van een kruis in de centrale pool bij elkaar kwamen.

De Martiaan, die mijn veranderde belangstelling opmerkte, legde uit: “Drie van die kabels brengen energie over van de magneetpool naar de drie ballen onder het schip, die, zoals u gezien heeft, soms als landingsgestel gebruikt worden. Deze ballen zijn hol en, hoewel ze voor noodlanding omlaag gelaten kunnen worden en tijdens de vlucht ingetrokken, is hun belangrijkste doel te dienen als condensators voor de statische elektriciteit die vanaf de magnetische pool naar hen toe gestuurd wordt. Deze energie is overal aanwezig in het universum. Een van zijn natuurlijke maar geconcentreerde manifestaties is te zien als bliksem.

“De vierde kabel”, vervolgde hij, “strekt zich uit van de pool naar de twee periscoop-achtige instrumenten, de ene naast de stoel van de piloot en de andere direct achter zijn stoel, maar dicht bij de rand van de lens in het midden, zoals u kunt zien. Deze instrumenten zijn echt uitbreidingen van het belangrijkste optische systeem en stellen de piloot in staat alles te zien wat er gebeurt zonder dat hij zijn stoel verlaat.  Ze kunnen naar believen ingeschakeld of uitgeschakeld worden, zodat beide leden van de gebruikelijke bemanning de telescoop volledig kunnen gebruiken zonder elkaar te hinderen.”

“Het hele machinepark zat onder de vloer van dit compartiment en onder de buitenrand, zoals duidelijk op de foto van deze Verkenner te zien is.” Ik zag er eigenlijk niets van, maar mij werd een zeer kleine kamer getoond die zowel diende als ingang van het compartiment en waarin zich de machines bevonden en diende als werkplaats voor nood reparaties. Hier bevond zich een kleine smederij en een paar voorraad kasten waarin, naar ik vermoedde, de benodigde gereedschappen en materialen lagen opgeslagen.

Terwijl ik door de deur in deze ruimte keek zei onze piloot: “Bereid u voor op de landing. We zijn in de buurt van ons moederschip”.

Ik kon het niet geloven. Het leek alsof er maar een paar minuten waren verlopen sinds we de Verkenner waren binnengekomen.

Tot net een moment eerder leek de wand achter de bank, waarop we hadden gezeten, ononderbroken.Nu begon een rond gat te verschijnen! Ik keek verbaasd toe terwijl het verder openging, veel lijkend op de iris van een camera. Kort daarna verscheen een deuropening ongeveer achttien inch breed. Dit verklaarde ook de patrijsopeningen op de foro’s van mijn Schotel, waarvan ik tot nu toe geen teken had gezien. (De genoemde foto is nummer 1 in de lijst met illustraties in dit boek. -redacteur.)

Net als de deur waardoor we zijn binnengekomen, passen hun afdekkingen zo precies dat ze, wanneer ze gesloten zijn, niet kunnen worden gezien. Me herinnerend aan wat mijn foto’s hebben weergegeven, dacht ik dat er aan weerszijden vier patrijspoorten zouden moeten zitten, in totaal dus acht.

“Dat is juist,” knikte Orthon bevestigend, “en met een druk op de knop kunnen ze allemaal tegelijk of enkelvoudig worden geopend en natuurlijk worden ze op dezelfde manier gesloten”.

Toen de piloot ons waarschuwde voor onze komende landing, zei de Martiaan: “U zult geïnteresseerd om dit te zien!”

Het vooruitzicht van de feitelijke landing op een moederschip deed mijn emotie uitrijzen tot een punt dat onmogelijk was om te beschrijven. In de strijd om mijn kalmte te bewaren, stelde mijn gedachten de vraag aan waar het moederschip op wachtte en op welke manier we de landing zouden maken.

Onmiddellijk beantwoordde Orthon beide onuitgesproken vragen. “Dit is hetzelfde grote moederschip dat u en uw gezelschap vorig jaar bij onze eerste ontmoeting opmerkzaam maakte op de woestijn. Zij heeft hier op ons gewacht en bevindt zich momenteel ongeveer veertigduizend voet boven jullie Aarde. Kijk en je zult zien hoe deze kleine schepen landen en hun draagschepen binnengaan.”

Gefascineerd tuurde ik door de patrijspoorten. Daar beneden kon ik een ​​gigantische zwarte schaduw onbeweeglijk onder ons onderscheiden. Toen we dichterbij kwamen, leek haar enorme omvang zich bijna tot uit het zicht uit te strekken en kon ik haar enorme zijkanten zich naar buiten en naar beneden zien afbuigen. Langzaam, heel langzaam, kwamen we dichterbij tot we bijna boven de grote drager hingen. Het  verbaasde me niet toen mijn metgezel me zei dat ze ongeveer honderdvijftig voet in diameter was en bijna tweeduizend voet lang.

De aanblik van het gigantische sigaarvormige draagschip dat hier roerloos in de stratosfeer hangt, zal nooit uit in mijn geheugen gewist worden.

Wordt Vervolgd……